Het testevenement

Tot de coronauitbraak probeerde ik ten minste één keer per week in het theater te zitten. Gemiddeld, dan hè. Soms een weekje niet, soms twee keer. Je wenst enkel te schrijven over die ene bijzondere voorstelling, die er met kop en schouders bovenuit steekt. Dit jaar niet. Dit jaar schrijf ik over ‘die keer dat ik naar het theater mocht’. Afgelopen weekend was het zo ver. Een testevenement.

De laatste keer dat ik naar een grote zaal ging van de schouwburg, moest ik in mijn eentje. Het laatste kaartje had ik weten te bemachtigen. Daar zaten we dan. Met dertig man en zestig planten naar een fantastisch programma te kijken. De akoestiek en de temperatuur waren niet zoals zou moeten – door het gebrek aan lijven in de zaal – maar och, wat waren we veilig en gezond gebleven allemaal. Toch bleek een nieuwe lockdown noodzakelijk, en werden zelfs deze vreemde uitstapjes uitgebannen.

Het theaterseizoen leek voorbij voor het was begonnen. En toen zei iemand vorige week ineens: ‘Zullen we proberen naar zo’n testevenement te gaan? Er zijn nog kaartjes voor Stef Bos in Breda en Joost Spijkers in Alkmaar.’ Nu had ik de afgelopen jaren veel positiefs gelezen over Joost Spijkers en hem nog niet zien optreden, dus dat gaf uiteindelijk de doorslag. De testafspraak was zo gemaakt, de uitslag kwam binnen dertig minuten en toen iedereen negatief bleek, begon plots een oud bekend gevoel te kriebelen: het grote verheugen. De hele dag in het teken van vragen als: komen we wel op tijd? Redden we het wel met het eten? Hebben we genoeg benzine? Kunnen we nog blijven plakken in het theater en toch thuiskomen voor de avondklok?

Zo bleek het hele testevenement een mix van bekende en onbekende gevoelens. Want het was natuurlijk heerlijk om weer door de foyer te mogen lopen, te slagen voor de kaartcontrole, naar mensen te kijken die je niet kent, een bemande bar te zien, te kunnen gaan zitten aan een tafeltje met iemand uit een ander huishouden, mondkap af. Maar er was nog afzetlint, 1,5 meter afstand in de zaal, lege ruimte overal. Twee fluisterende mensen om je aan te ergeren, maar verder geen gehoest en gekuch op de stille momenten. Geen selfies, geen haastig uitgeschakelde telefoons. It’s not all bad, wil ik maar zeggen.

Het was natuurlijk heerlijk voor een theaterverslaafde als ik om eindelijk weer ‘bezoeker’ te mogen zijn. Te verstommen als het licht uit gaat. Weg te dromen bij de heldere balkanklanken van Spijkers’ en zijn band. En op het eind: te klappen voor mensen die je daadwerkelijk kunnen horen (ehm, ja. Ja, ik klap voor de livestream).

Maar ik merkte ook iets. Ik zat op een slechte plek. Tuurlijk, ik ben verwend. Als recensent krijg je gratis en voor niets (nietes, je ruilt het natuurlijk, voor de media-aandacht) de beste plekken. Maar ook in de 1,5 meter-zaal met dertig man zit je altijd dichtbij, kan je het ‘in het midden zitten’ soort van uitmikken als je binnen wordt gelaten in de zaal.

Ik dacht dat de beste plek in het midden was, ergens tussen rij 6 en 11. Nu blijkt dat er toch iets anders is dat een plek voor mij goed maakt. Ik zat echt niet helemaal achteraan, hooguit een kléin beetje aan de zijkant. Maar er waren nul mensen achter me, links van me, schuin voor me. Tussen mij en de rest van het publiek leek een onoverbrugbare leegte. Waar was iedereen? Verlangend zat ik te kijken naar die orkestbak, die zo gezellig was aangekleerd. Waar de stoelen waren weggehaald en vervangen door knusse bankjes en planten. Waar 1,5 meter ook echt 1,5 meter was en niet nét 2,25 meter.

Een goede plek bevindt zich midden tussen de mensen.

PS. In april vinden de testevenementen plaats. Vind je eigen testevenement op Rijksoverheid.nl.

One Comment

  1. Marnix van Wijk

    beste R, mag ik je mailadres? wil je graag uitnodigen voor de persvoorbezichtiging en opening van de nieuwe tentoonstelling in Eye Filmmuseum: All About Theatre About Film – Ivo van Hove & Jan Versweyveld. Hoop van je te horen. Groeten, Marnix

Geef een reactie